De Bijbel over het oordeel en de straf

Waarom geloven zoveel christenen dat de Bijbel “overduidelijk” een eindeloze straf leert? Voor een groot deel heeft dat met de corrupte vertaling van aionios te maken. De leer van de eindeloze martelstraf is, wat de Bijbel betreft, bijna geheel gebaseerd op de corrupte vertaling van dit ene woord. We weten uit de kerkgeschiedenis dat de opvatting dat de hel voor altijd is van bovenaf werd doorgedrukt door mensen als keizer Justinianus in de zesde eeuw. In die tijd verwees aionios ‘gewoon’ naar een tijd, zonder duidelijk te maken of die tijd eindig of eindeloos is. Vanwege de leer van de eindeloze straf is aionios in latere tijden vertaald met eindeloos.

Bijbelvertalers vertalen aion vaak met eeuw of wereld en aionios met eeuwig. Als de betekenis van aionios niet was gemanipuleerd en als niet op enkele plekken in de bijbel het woord aionios was vertaald als eeuwig (dus met de betekenis eindeloos) dan was er geen enkele reden om te geloven dat de straf eindeloos zou zijn. Voor de duidelijkheid gebruiken we hier eon en eonisch om aan te geven dat daar in het Grieks de woorden aion en aionios staan. Zie ook deze blogpost over het woord aionios.

In het Oude Testament is niets te vinden over een oordeel na de dood en een verschil tussen een hemel en een hel. Maar in de periode tussen de gebeurtenissen van het Oude Testament en die van het Nieuwe Testament is er een duidelijke invloed in het Jodendom vanuit Hellenistische culturen. We weten dat uit de geschriften van Philo en Josephus, uit de eerste eeuw.

De Sadduceeën geloofden niet in een leven na de dood, de Farizeeën en de Essenen wel. Beide groepen geloofden dat slechte mensen een pijniging zonder einde zouden krijgen. Ze gebruikten woorden als eirgmon aidion (oneindige gevangenschap), aidion timorion (oneindige wraakstraf) en thanaton ateleuteton (dood zonder einde).

Volgens Matteüs leerde Jezus iets heel anders:

Matteüs 25:41, 46: Daarop zal hij ook de groep aan zijn linkerzijde toespreken: Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eonische vuur (pur aionion) dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen. […] Hun staat een eonische bestraffing (kolasin aionion) te wachten, de rechtvaardigen daarentegen het eonische leven (zoèn aionion).

Dit staat in een gelijkenis van Jezus over het komende oordeel. De scheiding vindt plaats op grond van daden. Wie het goede heeft gedaan, mag deelnemen aan het koninkrijk dat al sinds de grondlegging van de wereld voor hen bestemd is (vers 34). Het koninkrijk is bestemd voor hen die er geschikt voor zijn, op grond van hun werken.

Het is opvallend dat Jezus hele andere woorden gebruikt dan de Farizeeën en de Essenen. Als Jezus een pijniging of wraakstraf had bedoeld dan had hij timorion gebruikt. Maar dat zegt hij niet. Hij gebruikt kolasin, een straf met bekering als doel, een tuchtiging, een kastijding. Als Jezus een oneindige periode had bedoeld dan had hij aidion gebruikt. Maar dat is niet het woord dat Hij gebruikt. Jezus gebruikte aionios. Dat woord betekent niet “oneindig”. De woorden eon en eonisch geven geen informatie over de vraag of de periode eindig of oneindig is.

Integendeel, aion en aionios zijn de Griekse vertalingen van het Hebreeuwse begrip olam. Een olam of eon is een onbepaalde tijd, vaak een ononderbroken tijdsperiode van onbekende lengte. Olam wordt bijvoorbeeld gebruikt voor de duur van een mensenleven. Het wordt gebruikt voor tijdsperioden die niet vluchtig of kortstondig zijn, maar lang.

Een olam of eon kan ook een specifieke periode zijn, zoals “de moderne tijd”. Het was in die tijd al gebruikelijk onder Joodse theologen om te spreken over meerdere eonen. In dit geval gaat het ook over een specifieke eon: de eon na het oordeel. Het gaat hier dus om het eonische vuur, de eonische straf, het eonische leven. Het leven, de straf en het vuur van de komende eon/eeuw.

Kan iemand zich bekeren na het oordeel? Ja: bekering is zelfs het doel, leert het woordgebruik van Jezus ons. Deze tekst is dus het tegenovergestelde van een “bewijstekst voor een eindeloze straf”. Het is juist een onderbouwing voor alverzoening: een rechtvaardige straf die tot bekering leidt.

In 2 Petrus staat iets soortgelijks geschreven:

2 Petrus 2:9: De Heer weet de vromen uit de verleiding te redden, maar de onrechtvaardigen tot de dag van het oordeel te bewaren, om gestraft (kolazo) te worden.

De auteur gebruikt hier het werkwoord kolazo, dat straffen ter correctie, tuchtigen betekent. Een kastijding die bekering als doel heeft.

Paulus schrijft het volgende:

2 Tessalonicenzen 1:6-9: God is inderdaad rechtvaardig: hij zal uw onderdrukkers straffen met onderdrukking en u, die nu onderdrukt wordt, samen met ons van alle last bevrijden wanneer Jezus, de Heer, vanuit de hemel verschijnt. Dan komt hij in een vlammend vuur en omringd door engelen, door wie hij zijn macht manifesteert; dan straft hij hen die God niet erkennen en het evangelie van onze Heer Jezus niet gehoorzamen. Zij zullen boeten met een eonisch verderf (aionion olethron), van(uit) de Heer en van(uit) de majesteit van zijn kracht.

Het woord dat vertaald wordt met verderf is het Griekse woord olethron. Dit woord gebruikt Paulus in 1 Korintiërs 5:5 op een opvallende manier: lever die man aan de satan over tot verderf van zijn vlees, opdat zijn geest behouden wordt in de dag van de Heer.

Afgezien van het feit dat ook hier aionios wordt gebruikt in plaats van aidios of ateleutetos: bedoelt de auteur een eindeloze periode van verderf of vernietiging, of gaat het hier om een proces van afsterven van de oude mens? Dat laatste ligt veel meer voor de hand, gezien 1 Korintiërs 5:5.

In het Nieuwe Testament wordt een onderscheid gemaakt tussen mensen die door het geloof worden gered en mensen die verloren gaan:

1 Korintiërs 1:18: De boodschap over het kruis is dwaasheid voor wie verloren gaan, maar voor ons die worden gered is het de kracht van God.

In de Bijbel zijn verschillende teksten over “verloren gaan”. De vraag is natuurlijk: is het mogelijk dat iemand die verloren gaat, niet meer gevonden kan worden? Gaat iemand definitief verloren, of kunnen mensen die verloren zijn weer gevonden worden?

De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was, staat in Lucas 19:10. Lucas 19:10 spreekt duidelijk over het zoeken en redden van mensen die al verloren zijn. Jezus gebruikt hier hetzelfde woord als Paulus in 1 Korintiërs: apollumi. Het is inderdaad zo dat mensen die in het vuur geworpen worden na het oordeel, op dat moment verloren zijn, maar niet zo dat zij niet meer gevonden kunnen worden. De verloren zoon in Lucas 15 was verloren, maar is teruggevonden!

Een tekst die mensen graag gebruiken om te verdedigen dat het niet mogelijk is om uit het vuur in de hemel te komen, is de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus:

Lucas 16:23-26: Toen hij in het dodenrijk, waar hij hevig gekweld werd, zijn ogen opsloeg, zag hij in de verte Abraham met Lazarus aan zijn zijde. Hij riep: “Vader Abraham, heb medelijden met mij en stuur Lazarus naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water dompelen om mijn tong te verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlammen.” Maar Abraham zei: “Kind, bedenk wel dat jij je deel van het goede al tijdens je leven hebt ontvangen, terwijl Lazarus niets dan ongeluk heeft gekend; nu vindt hij hier troost, maar lijd jij pijn. Bovendien ligt er een wijde kloof tussen ons en jullie, zodat wie van hier naar jullie wil gaan dat niet kan, en ook niemand van jullie naar ons kan oversteken.”

Veel mensen lezen de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus als een waargebeurd verhaal, of in elk geval als een geschiedenis waarin Jezus ons vertelt hoe hel en hemel eruit zien. Vers 26 leert dan dat het niet mogelijk is om uit de hel naar de hemel te gaan.

Het verhaal is echter een gelijkenis. Het sluit aan bij wat verschillende stromingen in de Joodse theologie leerden over het hiernamaals, met een merkwaardig verschil: de rijke man ging naar het vuur, en de arme Lazarus kwam bij Abraham! Zo’n gelijkenis is niet bedoeld om te vertellen hoe het hiernamaals eruit ziet. Het is eerder een weerlegging van de ideeën van onder andere de Farizeeën.

Ook de teksten over zonden waarvoor geen vergeving is worden nogal eens gebruikt om alverzoening uit te sluiten.

Matteüs 12:31-32: Daarom zeg ik u: elke zonde en elke godslastering kan de mensen worden vergeven, maar wie de Geest lastert kan niet worden vergeven. En iedereen die iets ten nadele van de Mensenzoon zegt, zal worden vergeven. Maar wie kwaadspreekt van de heilige Geest zal niet worden vergeven, noch in deze wereld (eon), noch in de komende.

Marcus 3:28-30: Ik verzeker u: alle wandaden en godslasteringen, hoe erg ook, kunnen de mensen worden vergeven, maar wie lastertaal spreekt tegen de heilige Geest, krijgt in alle eeuwigheid (grondtekst: in de eon) geen vergeving, want zo iemand is schuldig aan een onuitwisbaar (grondtekst: eonisch) vergrijp.’ Dit omdat ze gezegd hadden: ‘Hij is bezeten door een onreine geest.’

Wat betekent het om kwaad te spreken van de heilige Geest? Dit wordt vaak opgevat als het verwerpen van God en het weigeren om te bekeren. Geen wonder dat er dan geen vergeving mogelijk is! Overigens lijkt het er vanuit de context eerder op dat Jezus het specifiek heeft over wat de Farizeeën deden, die zeiden dat het niet door de Geest was dat Jezus wonderen deed, maar door Beëlzebul.

Maar wat betekent het dat er geen vergeving mogelijk is? Dat betekent dat er gestraft wordt. Vergeving is namelijk het kwijtschelden van de straf, waardoor er geen straf meer plaatsvindt. Het betekent dat iemand die kwaadspreekt van de heilige Geest, hiervoor gestraft zal worden. Er is geen enkele reden waarom die straf eindeloos zou zijn. Deze tekst leert dan ook geen eindeloze straf.

Het is overigens opvallend dat Jezus een onderscheid maakt tussen deze eon, en de komende eon. Het is ook merkwaardig dat bij de tekst in Marcus het woord aion vertaald wordt met alle eeuwigheid, terwijl dit woord bij de tekst in Matteüs vertaald wordt met wereld.

Marcus 9:46-48: En als je oog je op de verkeerde weg brengt, ruk het dan uit: je kunt beter met één oog het koninkrijk van God binnengaan dan in het bezit van twee ogen in de Gehenna geworpen worden, waar de wormen blijven knagen en het vuur niet dooft.

Deze tekst maakt de ernst van de straf duidelijk. Jezus gebruikt beeldende taal om duidelijk te maken dat de straf niet een place-to-be is. Maar zelfs als we de tekst letterlijk opvatten en de straf zien als een plek waar onblusbaar vuur is en waar wormen blijven knagen, dan betekent dit niet dat het vuur nooit ophoudt.

Een onblusbaar vuur is namelijk als een brandend huis, of als een schip dat met onblusbaar vuur in brand staat. In de Griekse literatuur zijn verschillende voorbeelden van een dergelijk onuitblusbaar vuur. Het vuur kan niet geblust worden, maar zoals een brandend huis uiteindelijk uitgebrand is en een brandend schip uiteindelijk niet meer brandt, zo komt ook aan een onblusbaar vuur een einde. Het vuur kan niet tegengehouden worden, het brandt tot het zijn werk gedaan heeft. De straf is dus zo dat geen mens die tegen kan houden, maar niet zo dat er vanuit God geen einde aan kan komen. De worm blijft knagen, maar ooit is de worm niet meer nodig.

Twee beeldende teksten uit Openbaring geven nog meer reden om de straf op te vatten als een proces van reiniging en bekering:

Openbaring 14:11: De rook van die pijniging (basanismos) zal opstijgen tot in eeuwigheid (grondtekst: eonen van eonen). Wie het beest en zijn beeld aanbidden, of wie het merkteken van zijn naam draagt, ze krijgen geen rust, overdag niet en ’s nachts niet.’

Openbaring 20:10-15: En de duivel, die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en zwavel gegooid, bij het beest en de valse profeet. Daar zullen ze dag en nacht worden gepijnigd (basanizo), tot in eeuwigheid (grondtekst: eonen van eonen). (…) Toen werden de dood en het dodenrijk in de vuurpoel gegooid. Dit is de tweede dood: de vuurpoel. Wie niet in het boek van het leven bleek te staan werd in de vuurpoel gegooid.

Deze twee teksten staan in een boek dat als voornaamste thema het oordeel van God heeft. Een mogelijke uitleg is dat de oordeelsprofetie in Openbaring slaat op de vernietiging van de tempel in het jaar 70 en dat dit de tweede dood is, maar deze uitleg laten we verder buiten beschouwing.

De constructie eonen van eonen is een Hebreeuwse manier om een woord te versterken, net zoals heer der heerscharen en koning der koningen. Het kan het beste vertaald worden met vele eonen of een zeer lange tijd.

Afgezien daarvan is de betekenis van deze teksten precies het tegenovergestelde van een eindeloze marteling, alhoewel dit voor een moderne lezer op het eerste gezicht niet zo lijkt.

Het is belangrijk om de betekenis te begrijpen van vuur en zwavel in die tijd en cultuur. Zwavel was heilig en werd gebruikt in reinigingsrituelen en om voorwerpen aan de goden te wijden. Voor iemand die Grieks sprak zou een ‘poel van vuur en zwavel’ niets anders geweest zijn dan een ‘poel van goddelijke/heilige loutering’.

Ook het woord basanizo, dat vaak met pijnigen vertaald wordt is belangrijk. Het woord basanizo kan niet alleen pijnigen betekenen, maar ook beproeven en toetsen. Het woord basanismos kan op dezelfde manier niet alleen pijniging betekenen, maar ook beproeving of toetsing. De oorspronkelijke betekenis van het woord is het toetsen van goud en zilver met een toetssteen (basanos). Bij het toetsen van goud en zilver komt rook vrij vanwege de onzuiverheden in het metaal. Later heeft het woord de algemenere betekenis van beproeven gekregen en nog later werd het ook gebruikt voor kwellen en pijnigen.

Het is dus opvallend dat in Openbaring 14:11 verwezen wordt naar de rook van die basanismos! De beeldspraak met een poel van loutering onderstreept dat het hier ook om die betekenis gaat. Er staat dus dat de rook van de beproeving in de poel van heilige loutering (vanwege de vele onzuiverheden) vele eeuwen lang op zal stijgen. De auteur gebruikt een krachtig beeld om de ernst van de zaak te onderstrepen, maar leert hier geen eindeloze martelstraf.

Daarnaast volgen beide keren, kort na de oordeelsteksten, teksten die op universele verzoening wijzen.

Openbaring 15:2-4: Toen zag ik iets als een zee van glas, vermengd met vuur. Op de glazen zee stonden zij die het beest, zijn beeld en het getal van zijn naam hadden overwonnen. Ze hadden lieren om daarop te spelen voor God. Ze zongen het lied van Gods dienaar Mozes en het lied van het lam: ‘Groot en wonderbaarlijk zijn uw werken, Heer, onze God, Almachtige, rechtvaardig en betrouwbaar is uw bestuur, vorst van de volken. Wie zou u, Heer, niet vereren, uw naam niet prijzen? Want u alleen bent heilig. Alle volken zullen komen en zich voor u neerbuigen, want uw rechtvaardige daden zijn geopenbaard.’

Dit visioen volgt direct op het hoofdstuk over het oordeel en gaat vooraf aan het visioen van de zeven plagen. De overwinnaars zingen een lied en in dat lied staat dat alle volken zullen komen en zich voor God zullen neerbuigen. Dit neerbuigen is geen gedwongen aanbidden. Het woord proskunèsousin wordt in de bijbel voor vrijwillig aanbidden gebruikt (bijvoorbeeld in Openbaring 13:8).

Openbaring 21:23-27: De stad heeft het licht van de zon en de maan niet nodig: over haar schijnt Gods luister, en het lam is haar licht. De volken zullen in haar licht leven en de koningen op aarde betuigen daar hun lof. De poorten zullen overdag nooit gesloten worden, en nacht zal het er niet meer zijn. De volken zullen in haar hun lof en eer komen betuigen. Maar alles wat verwerpelijk is en iedereen die zich met gruwelijke dingen en leugens inlaat, komt de stad niet binnen, alleen zij die in het boek van het leven staan, het boek van het lam.

Dit fragment komt net voor het laatste hoofdstuk. Johannes ziet een stad met poorten die nooit gesloten worden en waar de volken hun lof en eer komen betuigen. Enkel wie in het boek van het leven staan, het boek van het lam, dat zijn degenen die in het lam geloven en zich hebben bekeerd, kunnen de stad binnenkomen. Dit beeld komt terug in Openbaring 22:

Openbaring 22:14-17: Gelukkig zijn zij die hun kleren wassen: zij kunnen over de levensboom beschikken en zullen de stad door de poorten binnengaan. Buiten is de plaats voor de honden die zich bezighouden met toverij en ontucht, met moord en afgodendienst, voor iedereen die de leugen koestert en ernaar handelt. ‘Ik, Jezus, heb mijn engel gestuurd om jullie deze dingen bekend te maken voor de gemeenten. Ik ben de telg van David, zijn nakomeling, de stralende morgenster.’ De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom!’ Laat wie luistert zeggen: ‘Kom!’ Laat wie dorst heeft komen; laat wie dat wil vrij drinken van het water dat leven geeft.

Wie zijn kleren wast zal door de poorten binnengaan, maar wie de leugen koestert kán niet binnengaan. Deze tekst eindigt met een uitnodiging om te komen en vrij te drinken van het water dat leven geeft. Johannes schetst hier geen statisch beeld waarin twee groepen zijn die voor altijd van elkaar gescheiden zijn, maar juist een beweging, de stad in, van mensen die hun kleren wassen, die dorst hebben en komen drinken van het water dat leven geeft.

De teksten over oordeel en over scheiding gaan dus vergezeld van teksten over verzoening, die niet beperkt is tot enkelen: de volken zullen in haar licht leven; alle volken zullen komen en God aanbidden.

Verder is Openbaring weliswaar het laatste boek in de bijbel, maar gaat het niet over het absolute einde. In 1 Korintiërs 15 staan dingen die in Openbaring nog niet gebeurd zijn: aan het einde zal ook Christus zijn macht weer afleggen, wanneer als laatste vijand de dood definitief overwonnen is.

Maar het belangrijkste bezwaar tegen de uitleg dat de poel van vuur en zwavel voor altijd is, is dat hier niet tot in eeuwigheid staat. De rook zal zeer lang opstijgen. De duivel, het beest en de valse profeet zullen eeuwenlang dag en nacht worden gepijnigd. Dat is vast een lange tijd, maar geen bewijs voor een eindeloze hel.

Dit alles wil niet zeggen dat de straf niet bestaat of dat er voor straf weinig ruimte moet zijn in de theologie. Oordeel en straf zijn belangrijk, omdat ze een troost zijn voor christenen die onderdrukt worden. God zal de onderdrukkers onderdrukken en alle tranen drogen. Onrecht wordt bestraft. Maar wel met een passende, rechtvaardige straf, die past bij het vergrijp, zoals in Romeinen 2:5, 2 Korintiërs 11:5, 2 Timoteüs 4:14 en Openbaring 22:12: “God zal een ieder vergelden naar zijn werken.” Uiteindelijk zal iedereen, ook de grootste misdadiger van de wereld, beseffen dat alleen bij God redding is en zal iedere misdadiger berouw krijgen en zich bekeren.

Sommigen zeggen: ja, maar dan is Christus voor niets gestorven, als je er toch wel komt. Die redenering klopt niet: door Christus is de zonde overwonnen en is redding gekomen voor de wereld! Zonder Christus zou helemaal niemand met God verzoend worden.

Sommigen zeggen: dan maakt het niet uit of je gelooft en je je bekeert of niet, je komt er toch wel. Wat een onzin! Waarom zou een christen willen zondigen? Waarom zou straf een aanlokkelijk idee zijn, ook al is het geen eindeloze straf? En bovendien: waarom zouden we goed moeten leven uit angst? We leven toch uit liefde? Alverzoening maakt geloof niet zinloos, maar juist zinvoller: Gods genade is universeel, het evangelie is goed nieuws voor iedereen, al gelooft nog niet iedereen het en zijn er veel mensen in een verloren toestand.

Klik hier voor veelvoorkomende vragen en misverstanden.

Reacties zijn gesloten.